Samenstelling
Iedere gemeente in de classis benoemt een lid van de kerkenraad tot afgevaardigde naar de classicale vergadering. De kerkenraad doet dat op grond van een rooster dat door het breed moderamen wordt gemaakt. Op dat rooster staat of een diaken, een ouderling, een ouderling-kerkrentmeester of een predikant aan de beurt is om afgevaardigd te worden. Het rooster zorgt ervoor dat op de classicale vergadering de verhouding tussen de afgevaardigde ambtsdragers conform de kerkorde is geregeld. De afgevaardigden worden voor vier jaar benoemd.
De kerkenraad benoemt de afgevaardigde en zo mogelijk een plaatsvervanger. Wanneer de afgevaardigde is verhinderd, neemt de plaatsvervanger zijn taken waar. De vervanger voor een predikant is, als een gemeente één predikant heeft, een ouderling die geen kerkrentmeester is. Heeft een gemeente tijdelijk geen predikant, dan bezoekt een ouderling de vergadering, of de predikant die tijdelijk de taken waarneemt in de gemeente (als die geen afgevaardigde is naar de classicale vergadering).
Aan de classicale vergadering nemen naast de afgevaardigden ook adviseurs deel.
De classicale vergadering benoemt één ambtsdrager tot afgevaardigde naar de synode. Ook daar is een rooster voor opgesteld waarin staat welke classicale vergadering wanneer een ambtsdrager met een bepaald ambt moet afvaardigen.
De classicale vergadering heeft een questor (Latijn voor ‘penningmeester’) voor het beheren van de financiën. Deze questor maakt als adviserend lid deel uit van het (breed) moderamen en van de classicale vergadering.